Woordenlijst
amp Afkorting van amplifier (versterker), met name voor elektrische gitaren. Combo- en stackversterkers zijn twee soorten versterker. GarageBand bevat diverse versterkermodellen die het geluid van bekende gitaarversterkers nabootsen.
Apple Loops Vooraf opgenomen audiobestanden (audio- of MIDI-segmenten) waarvan u de toonhoogte en het tempo kunt aanpassen. Deze loops zijn bedoeld om herhaaldelijk te worden afgespeeld. GarageBand bevat een grote bibliotheek Apple Loops die u aan uw projecten kunt toevoegen. U kunt loops zoeken, loops beluisteren in de loopbrowser en de gewenste loops aan het sporengebied in uw project toevoegen. Zie ook lus.
arrangementssegment Een rechthoekig segment van acht maten dat u aan een project kunt toevoegen om verschillende gedeelten aan te duiden, zoals een intro, couplet en refrein. Vervolgens kunt u de gedeelten in het sporengebied verplaatsen om het project snel opnieuw te arrangeren. Arrangementssegmenten komen met name van pas als u materiaal (opnamen of loops) aan het project hebt toegevoegd en verschillende arrangementen wilt uitproberen.
audio Geluid, met name geluid dat is opgenomen of is omgezet in een elektrisch signaal. In GarageBand wordt een opname van een microfoon of elektrisch muziekinstrument als een audiosegment in het sporengebied weergegeven.
audio-interface Een apparaat waarmee u geluid uit de computer kunt halen en op de computer kunt zetten. Via een audio-interface worden analoge signalen (van bijvoorbeeld microfoons of muziekinstrumenten) omgezet in digitale audiogegevens die door de computer kunnen worden verwerkt; omgekeerd worden via een audio-interface ook digitale audiogegevens van de computer omgezet in analoge signalen die op luidsprekers kunnen worden afgespeeld.
audio-eenheden De standaard-OS X-structuur voor realtime plugins. Plugins voor audio-eenheden kunnen voor audio-effecten, software-instrumenten en generatoren worden gebruikt. De structuur voor audio-eenheden is opgenomen in het besturingssysteem. Alle geschikte programma's hebben toegang tot de geïnstalleerde plugins voor audio-eenheden. GarageBand ondersteunt alle plugins die met de structuur voor audio-eenheden werken.
automatisering Een functie waarmee u binnen een bepaald tijdsverloop wijzigingen in een project kunt aanbrengen. GarageBand bevat automatiseringscurves voor elk spoor, waaronder het masterspoor. U kunt het volume, de panning, het tempo en andere instellingen automatiseren door automatiseringspunten aan een automatiseringscurve toe te voegen. Vervolgens sleept u de automatiseringspunten om de waarde van de instellingen binnen een bepaald tijdsverloop te wijzigen.
maat Een regelmatige opeenvolging van tellen die samen als een grotere ritmische puls van een muziekstuk worden waargenomen. De maatsoort van een project duidt het aantal tellen per maat en de nootwaarde van elke tel aan. In muzieknotatie worden maten met verticale lijnen van elkaar gescheiden.
tel De regelmatig herhaalde ritmische puls van een muziekstuk. De maatsoort van een project duidt het aantal tellen per maat en de nootwaarde van elke tel aan. Zie ook maat.
bpm Afkorting van beats per minute. Het tempo van een muziekstuk wordt aangeduid in bpm. Zie ook tempo.
akkoord Een groep noten die tegelijkertijd worden gespeeld. Een akkoord kan majeur of mineur zijn. Bovendien kunnen er een of meer noten zijn toegevoegd, zoals een septiem (zevende). Wanneer u een akkoord op een spoor voor een software-instrument speelt, wordt de naam van het akkoord in het lcd weergegeven.
refrein 1) Een gedeelte van een nummer dat meestal tussen twee coupletten wordt herhaald. 2) Een effect dat wordt gebruikt om het geluid te creëren van verschillende stemmen of instrumenten die tegelijkertijd te horen zijn door een geluid te herhalen en de timing van de herhalingen enigszins te variëren.
clav Afkorting van het Engelse "clavichord" (klavichord), een toetsinstrument. Het geluid van een klavichord wordt gecreëerd door op de snaren te tokkelen in plaats van over de snaren te strijken. Het klinkt meer als een gitaar dan als een piano. GarageBand biedt verschillende software-instrumenten met klavichordgeluiden.
oversturing Heeft betrekking op de vervorming van geluid die optreedt wanneer het volumeniveau hoger is dan het maximumniveau dat een luidspreker of andere apparatuur helder kan reproduceren. De niveaumeter van een spoor (in het spoorlabel) licht rood op wanneer oversturing op het spoor optreedt.
compressor Een effect waarmee de hardste en zachtste delen van een nummer of spoor worden genivelleerd om een gelijkmatiger geluid te creëren. Compressie kan ervoor zorgen dat een spoor scherper of pittiger klinkt en dat het nummer beter klinkt wanneer het op apparatuur met een klein dynamisch bereik wordt afgespeeld. GarageBand biedt een compressor op elk instrumentspoor en op het masterspoor.
regelbalk Een horizontaal hulpmiddel dat boven het sporengebied wordt weergegeven. In de regelbalk vindt u regelaars waarmee u onderdelen van GarageBand kunt tonen of verbergen, het afspelen van materiaal kunt regelen, projectinstellingen kunt wijzigen en andere functies kunt uitvoeren. In het venster 'Leren spelen' wordt een aparte regelbalk weergegeven met regelaars die u gebruikt wanneer u een les volgt. Zie Het GarageBand-venster voor meer informatie.
Core Audio Een gestandaardiseerd audiobesturingsbestand voor alle Macintosh computers met Mac OS X. Core Audio vormt een integraal onderdeel van OS X en geeft toegang tot alle audio-interfaces die compatibel zijn met Core Audio. GarageBand is compatibel met audiohardware die aan de Core Audio-standaard voldoet.
Core MIDI Een gestandaardiseerd MIDI-besturingsbestand voor alle Macs met Mac OS X. Core MIDI vormt een integraal onderdeel van OS X, zodat u alle MIDI-apparaten kunt aansluiten die compatibel zijn met Core MIDI. GarageBand is compatibel met MIDI-hardware die aan de Core MIDI-standaard voldoet.
aftellen Een term voor verschillende tellen van de metronoom die u hoort voordat de opname (of het afspelen) begint, meestal voor één maat. Het aftellen kan u helpen om in het tempo van het project op te nemen. In de regelbalk staat een aftelknop waarmee u het aftellen kunt regelen.
lussegment Een definieerbaar segment waarmee u een bepaald deel van een project opnieuw opneemt, om meerdere taken op te nemen. Schakel het lussegment in om het projectdeel dat u opnieuw wilt opnemen op te geven. Sleep vervolgens de uiteinden van het lussegment in het gebied onder de liniaal. Als u het project opneemt en afspeelt, keert de afspeelkop telkens terug naar het beginpunt van het lussegment wanneer het einde van het segment is bereikt.
decibel (dB) Een manier om het volume of de sterkte van een geluid te meten. Op de decibelschaal is 1 dB ongeveer de kleinste volumeverandering die voor het menselijke oor waarneembaar is.
vervorming 1) Een rauw of scherp geluid dat meestal wordt geproduceerd wanneer het volumeniveau hoger is dan het maximum dat de geluidsapparatuur helder kan reproduceren. 2) Een effect waarmee geluid rauwer en harder wordt gemaakt, vergelijkbaar met overdrive.
Drummer Een functie in GarageBand waarmee u met een Drummer-spoor een virtuele drummer aan uw project kunt toevoegen. U kunt de uitvoering van de drummer in de Drummer-editor bewerken.
Drummer-editor Een editor in GarageBand waarmee u de stijl van de virtuele drummer kunt wijzigen door voorinstellingen te kiezen en afzonderlijke instellingen te wijzigen, waaronder patroonvariaties voor onderdelen van het drumstel en fill-instellingen.
dynamisch 1) Het verschil tussen de laagste en hoogste volumeniveaus van een geluid of spoor. Wordt ook wel dynamisch bereik genoemd. 2) Een wijziging die binnen een bepaald tijdsverloop optreedt.
echo Een effect waarbij een geluid herhaaldelijk later wordt afgespeeld, waardoor het gevoel van geluid in een grote ruimte ontstaat. Wordt ook wel vertraging genoemd.
editor Een gebied in GarageBand waarmee u een close-up krijgt te zien van een deel van een spoor in het sporengebied. U kunt segmenten van zowel opnamen als Apple Loops in de editor bewerken. De editor bevindt zich onder het sporengebied. Wat de editor weergeeft en welke bewerkingen u kunt uitvoeren, is afhankelijk van het type spoor dat is geselecteerd. Dit kan een audiospoor of een spoor van een software-instrument zijn.
effect Een computeralgoritme (of hardwareapparaat) waarmee het geluid van een spoor wordt veranderd. In populaire muziek worden vaak effecten gebruikt om verschillende geluiden een bepaald karakter te geven. GarageBand biedt verschillende effecten van professionele kwaliteit, zoals compressor, equalizer (EQ), echo en galm.
EQ Afkorting van equalizer of equalization. EQ is een veelgebruikt effect waarmee u specifieke frequenties van een geluid kunt vormen. U kunt EQ gebruiken voor zowel subtiele als ingrijpende veranderingen in de kwaliteit van een spoor of nummer.
uitfaden Bij uitfaden wordt het volume van een spoor of nummer geleidelijk verlaagd totdat het helemaal stil is. Dit effect wordt meestal aan het einde van een nummer toegepast. In GarageBand kunt u een spoor automatisch laten uitfaden of u kunt handmatig een infade- of uitfade-effect aan de automatiseringscurve voor het volume van een spoor toevoegen.
filteren Een effect waarbij bepaalde specifieke frequenties van een geluid worden doorgelaten, terwijl andere worden tegengehouden ("gefilterd") of verzwakt. GarageBand bevat verschillende EQ-filters en ook een automatisch filtereffect.
flanger Een effect waarbij een geluid wordt verdikt door het herhaaldelijk af te spelen. De verschillende herhalingen zijn enigszins uit de toon vergeleken met het origineel. GarageBand biedt zowel een flanger-effect als een flanger-stompboxeffect voor sporen met een elektrische gitaar.
Flex Time Een manier om de timing van noten en tellen in audiosegmenten te wijzigen met behulp van flexmarkeringen. In de audio-editor kunt u een flexmarkering toevoegen aan een specifiek deel van de golfvorm die u wilt wijzigen. Klik op een piek in de golfvorm (een zogeheten transient) om een flexmarkering toe te voegen waarmee u dat gedeelte van de golfvorm kunt verplaatsen, zodat u het kunt uitlijnen met een tel of met een event in een ander spoor. Flexmarkeringen worden ook bij de vorige en volgende transient toegevoegd. Nadat u flexmarkeringen aan een audiosegment hebt toegevoegd, kunt u de tijdsduur van het audiomateriaal met behulp van de flexmarkeringen comprimeren of expanderen.
fuzz Een sterk vervormingstype dat meestal wordt toegepast op een spoor om het dikker en rauwer te laten klinken. GarageBand biedt een stompboxeffect van Fuzz Machine dat u in sporen met een elektrische gitaar kunt gebruiken.
versterking Vergelijkbaar met volume, maar heeft vooral betrekking op een toename in het niveau van een elektrisch audiosignaal. In een spoor met een elektrische gitaar kunt u de versterking op een versterker aanpassen om het geluid lichter en helderder te maken of juist luider te maken en sterker te vervormen.
raster Een tool waarmee u in de liniaal onderdelen in het sporengebied en de editor kunt uitlijnen met maten en tellen. Wanneer u het raster inschakelt, worden de volgende acties naar de dichtstbijzijnde rasterpositie in het sporengebied verplaatst: loops slepen, segmenten verplaatsen, de grootte van segmenten wijzigen, de afspeelkop verplaatsen, het lussegment aanpassen en automatiseringspunten verplaatsen.
groovespoor Een spoor dat u instelt om de timing van andere sporen in het project af te stemmen (te synchroniseren). Wanneer u het project afspeelt, wordt de timing van de andere sporen aangepast aan die van het groovespoor. In elk project kan slechts één spoor een groovespoor zijn.
invoerbron Een instelling die u in GarageBand moet kiezen om geluid te kunnen horen van een microfoon, een elektrische gitaar of een ander elektrisch instrument in GarageBand. U kunt de invoerbron instellen wanneer u een audiospoor toevoegt.
intro Afkorting van introductie. Het begin van een nummer, meestal tot het begin van het eerste couplet.
toonsoort De muziekterm voor een toonladder (een reeks noten) die op een bepaalde noot of toonhoogte begint. Die noot wordt de grondtoon of tonica van de toonladder genoemd. In GarageBand kunt u de toonsoort instellen wanneer u een nieuw project aanmaakt. U kunt de toonsoort in het lcd wijzigen terwijl u aan een project werkt.
lcd Afkorting van liquid crystal display. Het lcd vindt u in het midden van de regelbalk boven het sporengebied. Hier wordt de huidige positie van de afspeelkop weergegeven. Ook kan het tempo, de toonsoort en de maataanduiding van het project worden weergegeven. Afhankelijk van de gekozen lcd-modus kunt u verschillende aspecten van een project regelen.
bibliotheek Een gedeelte in GarageBand waar u een patch voor het geselecteerde spoor kunt bekijken en kiezen. De bibliotheek bevindt zich aan de linkerkant van het sporengebied. Zie ook patch.
vergrendelen (van sporen) Een functie om te voorkomen dat u per ongeluk een spoor wijzigt. Als een spoor is vergrendeld, kunt u er niet op opnemen, het niet bewerken en er geen nieuwe segmenten aan toevoegen. Met de vergrendelknop op elk spoorlabel kunt u sporen vergrendelen en ontgrendelen.
loop (1) Een vooraf opgenomen audio- of MIDI-segment dat is bedoeld om herhaaldelijk te worden afgespeeld. (2) Het kopiëren of dupliceren van een segment, zodat dit meerdere keren wordt herhaald. Zie ook Apple Loops.
loopbrowser Een gedeelte in GarageBand waar u snel loops met het gewenste instrument, in het gewenste genre en met de gewenste stijl kunt zoeken, loops kunt beluisteren en de gewenste loops aan een project kunt toevoegen. De loopbrowser heeft twee weergaven: de kolomweergave en de knopweergave. U kunt de loopbrowser ook aanpassen aan uw manier van werken. Wanneer u de loopbrowser opent, wordt deze rechts van het sporengebied weergegeven.
masterspoor Een spoor dat het algemene geluid van een project bepaalt. U kunt het masterspoor in het sporengebied weergeven. U kunt ook het mastervolume, de toonhoogte en de automatiseringscurves van het tempo in het masterspoor wijzigen. In het tabblad 'Masterspoor' van het paneel 'Smart Controls' kunt u effecten voor het masterspoor toevoegen en wijzigen.
mediakiezer Een gedeelte in GarageBand waarin u foto's uit uw iPhoto-bibliotheek, nummers uit uw iTunes-bibliotheek en films uit uw map 'Films' kunt importeren in een GarageBand-project. Bovendien kunt u een ander GarageBand-project in het huidige project importeren.
metronoom Een apparaat dat regelmatige tijdsintervallen, bijvoorbeeld de tellen in een maat, hoorbaar maakt door middel van een klik. In GarageBand kunt u de metronoom gebruiken tijdens het opnemen of afspelen van een project. U kunt ook één maat laten aftellen voordat het afspelen wordt gestart.
MIDI Acroniem van Musical Instrument Digital Interface. Een standaardprotocol dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen elektronische muziekinstrumenten en computers. U kunt de software-instrumenten in GarageBand bespelen met een USB- of ander MIDI-compatibel keyboard.
mix, mixen Het combineren van delen van een nummer tot één samenhangend geheel. U mixt een nummer door het relatieve volume van sporen aan te passen, sporen naar verschillende delen van het stereobeeld te pannen, effecten toe te voegen en wijzigingen in het masterspoor aan te brengen. U kunt ook automatiseringsinstellingen gebruiken om de mix voor verschillende delen van een nummer te wijzigen.
monitor Het horen van het instrument of de microfoon die op de invoer van het spoor is aangesloten, terwijl u in GarageBand speelt en opneemt. In sommige gevallen is het verstandig de monitorfunctie uit te schakelen om feedback te voorkomen, vooral als u gebruikmaakt van de luidsprekers van de computer in plaats van een koptelefoon.
mono, monofoon Een microfoon of muziekinstrument (zoals een elektrische gitaar) met één uitvoer is mono. Een microfoon of muziekinstrument met een linker- en rechteruitvoer is stereo. Wanneer u een invoerbron voor een microfoon of instrument kiest, moet u een bron kiezen die dezelfde techniek heeft (mono of stereo) als de microfoon of het instrument.
filmspoor Een spoor dat beelden van een film als miniaturen weergeeft. Het aantal beelden dat wordt weergegeven, is afhankelijk van het zoomniveau van het sporengebied. Alle beelden worden links uitgelijnd, behalve het laatste beeld, dat rechts wordt uitgelijnd.
noot De muziekterm voor de toonhoogte of frequentie van een geluid. De meest gebruikte toonladders, waaronder de majeur- en mineurtoonladders, hebben zeven noten die lopen van A tot en met G. De chromatische toonladder heeft twaalf noten.
notatie Een visuele weergave van muziek, met noten, rusten, maten en andere muzieksymbolen. De GarageBand-editor bevat een partituurweergave, waarin u de sporen voor software-instrumenten kunt weergeven als muzieknotatie.
octaaf Een noot waarvan de toonhoogte tweemaal of half zo hoog is als die van een andere noot. Noten die een octaaf verschillen hebben een vergelijkbare klank. Deze noten worden als dezelfde noten in de toonladder (A, B, C enzovoort) beschouwd. Tussen twee noten die een octaaf verschillen, liggen twaalf halve tonen.
outro Het eind van een nummer, dat meestal steeds zachter wordt herhaald totdat het helemaal stil is.
overdrive Een effect dat het geluid van een buizenversterker simuleert, waarbij versterking wordt toegepast om een kenmerkend vervormd geluid te creëren. GarageBand biedt een overdrive-effect dat u aan elk spoor kunt toevoegen, evenals overdrive-stompboxeffecten die u kunt gebruiken voor een spoor met een elektrische gitaar.
pan Afkorting van panorama. De positie van een geluid in het stereobeeld van de linker- en rechterluidspreker. Door een spoor te pannen lijkt het alsof het geluid uit een bepaalde richting komt. U kunt de panningpositie van een spoor voor een instrument aanpassen met de panningknop in het spoorlabel.
patch Een element met daarin het instrument, de effecten en de andere doorvoerinstellingen die het geluid van een spoor bepalen. Wanneer u een patch uit de bibliotheek kiest, worden de bijbehorende instellingen toegepast op het geselecteerde spoor. Zie ook bibliotheek.
phaser Een effect waarmee een geluid herhaaldelijk wordt afgespeeld en waarbij de herhalingen uit fase klinken ten opzichte van het origineel. Een phaser creëert een kenmerkend "zoevend" geluid, dat lijkt op het geluid van een overvliegend straalvliegtuig. GarageBand biedt zowel een phaser-effect als een phaser-stompboxeffect voor sporen met een elektrische gitaar.
toonhoogte De waargenomen hoogte van een geluid. Bij muziek wordt de toonhoogte van een geluid uitgedrukt in een muzieknoot. Wetenschappelijk gezien komt de toonhoogte overeen met de frequentie van het geluid, dat meestal in cycli per seconde wordt uitgedrukt.
afspeelkop Een verticale lijn die aangeeft welk gedeelte van een project wordt afgespeeld of waar het afspelen begint wanneer u op de afspeelknop klikt. De afspeelkop loopt van de bovenkant naar de onderkant van het sporengebied. Het driehoekje boven de afspeelkop duidt de huidige positie in de liniaal aan.
projectkiezer Het gedeelte waarin u GarageBand-projecten aanmaakt en opent. Wanneer u GarageBand opent, wordt de projectkiezer getoond, zodat u snel recente projecten kunt openen of een nieuw project kunt aanmaken aan de hand van een sjabloon. In de projectkiezer kunt u verschillende projecttypen selecteren. Daarnaast kunt u 'Leren spelen'-lessen selecteren en openen vanuit de projectkiezer en lessen in de 'Leswinkel' weergeven, een voorvertoning daarvan bekijken en downloaden.
segment Een rechthoekig gedeelte in het sporengebied met uw opnamen, loops en geïmporteerde mediabestanden. Telkens wanneer u een instrument opneemt of een loop naar het sporengebied sleept, maakt u een segment aan dat de muziek bevat die u hebt opgenomen of die zich in de loop bevindt. Er zijn verschillende typen segmenten, die in het sporengebied met verschillende kleuren worden aangeduid. U kunt segmenten selecteren in het sporengebied en de segmenten op verschillende manieren wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de segmenten kopiëren en plakken, loops aan de segmenten toevoegen, de segmentgrootte wijzigen, de segmenten splitsen en samenvoegen, de segmenten transponeren en de naam van segmenten wijzigen.
remix Een nieuwe versie van een nummer dat u aanmaakt door materiaal toe te voegen of te verwijderen, effecten te wijzigen en andere wijzigingen aan te brengen, waardoor de nieuwe versie anders klinkt.
galm Ook wel reverb (reverberation) genoemd. Een effect dat verschillende akoestische ruimten suggereert doordat kopieën van een geluid met geringe tijds- en volumeverschillen worden afgespeeld. In GarageBand bevat elk spoor een mastergalmeffect. U kunt een spoorgalmeffect met verschillende instellingen toevoegen.
liniaal De liniaal loopt horizontaal langs de bovenkant van het sporengebied en geeft de tijdeenheden aan in maten en tellen of minuten en seconden.
toonladder De muziekterm voor een groep gerelateerde noten die de basis vormt voor een melodie, een akkoordenschema of een heel nummer. De meest gebruikte toonladders zijn de majeur- en mineurtoonladder. Bij het instellen van de toonsoort voor een GarageBand-project kunt u ook aangeven of u de majeur- of mineurtoonladder wilt gebruiken.
schermregelaar Een regelaar die u gebruikt om verschillende aspecten van het geluid van een spoor te wijzigen. De schermregelaars hebben labels, zodat u weet welk aspect van het geluid ermee wordt beïnvloed. Zie ook Smart Control.
halve toon De kleinste afstand of het kleinste interval tussen twee noten. Grotere afstanden worden gemeten aan de hand van het aantal halve tonen. Tussen octaven liggen twaalf halve tonen.
Smart Controls Een set regelaars op het scherm waarmee u eenvoudig het geluid van het geselecteerde spoor regelt. Met Smart Controls kunt u parameters regelen voor zowel kanalengebieden als plugins, waaronder software-instrumenten en effecten. Zie ook schermregelaar.
software-instrument Een opname van een USB- of MIDI-keyboard wordt in GarageBand een software-instrument genoemd. Wanneer u een project afspeelt, wordt het geluid van de software-instrumenten in het project door uw computer gegenereerd. GarageBand biedt sporen voor software-instrumenten, waarin u opnamen en loops van software-instrumenten opneemt en wijzigt. De afzonderlijke segmenten van een opname van een software-instrument worden MIDI-segmenten genoemd.
stereo Een microfoon of muziekinstrument met afzonderlijke linker- en rechteruitvoer. Een microfoon of muziekinstrument met één uitvoer is mono. Wanneer u een invoerbron voor een microfoon of instrument kiest, moet u een bron kiezen die dezelfde techniek heeft (mono of stereo) als de microfoon of het instrument.
stompbox Een gitaareffectpedaal dat een gitarist snel kan inschakelen en uitschakelen door met zijn of haar voet op een knop te drukken. In GarageBand bevat elk spoor met een elektrische gitaar een set stompboxeffecten dat u kunt toevoegen en wijzigen.
TAB, tablatuur Een type muzieknotatie dat aangeeft waar spelers hun vingers moeten plaatsen op bijvoorbeeld een fretboard voor een gitaar. Voor de gitaarlessen in GarageBand kunnen de noten en akkoorden worden weergegeven als tablatuur en in de standaardnotatie.
take De term voor een reeks opnamen in een gedeelte van een nummer. Muzikanten nemen vaak meerdere takes na elkaar op en kiezen vervolgens de take die hun het beste bevalt. Ook kunnen ze de beste delen van de takes bewerken tot een samengestelde take ("comp."). Met het lusgebied kunt u meerdere takes opnemen en vervolgens de gewenste take kiezen.
tempo De snelheid of frequentie waarmee de ritmische beat in een nummer wordt herhaald, gemeten in bpm (beats per minute). U kunt het tempo in de projectkiezer instellen wanneer u een project aanmaakt.
maataanduiding Een muziekterm die aangeeft hoe de muzikale tijd moet worden ingedeeld in maten en tellen. Elk GarageBand-project heeft een maataanduiding met twee cijfers, gescheiden door een schuine streep naar rechts (/). Het eerste cijfer toont het aantal tellen per maat en het tweede cijfer toont de waarde van de tel (het type noot dat één tel duurt).
timing De precisie waarmee noten en andere muzikale gebeurtenissen worden uitgelijnd met de maten en tellen van een nummer of met een bepaalde nootwaarde.
spoor De horizontale rijen in het sporengebied waarmee u uw muziek kunt ordenen en het geluid van opnamen, loops en ander materiaal in een project kunt regelen. U neemt stemmen, instrumenten en andere geluiden op en arrangeert de segmenten met opnamen, loops en ander materiaal in sporen. Er zijn drie typen sporen die u in een GarageBand-project kunt gebruiken: audiosporen, sporen voor software-instrumenten en sporen voor elektrische gitaren.
spoorlabel Een gebied in elk spoor waarin de naam en het symbool van het spoor worden aangegeven. Daarnaast zijn voor elk spoorlabel een aantal regelaars beschikbaar waarmee u het geluid van het spoor kunt uitschakelen, het spoor afzonderlijk kunt afspelen en vergrendelen, het volumeniveau en de panningpositie van het spoor kunt instellen en het niveau van het spoor kunt controleren.
sporengebied Het hoofdgedeelte van het GarageBand-venster. Het sporengebied is een visuele weergave van de tijd die van links naar rechts loopt. Projecten stelt u samen door loops, opnamen of ander materiaal toe te voegen aan sporen in het sporengebied. Elk spoor loopt horizontaal van het begin tot het einde door het sporengebied. Met behulp van sporen kunt u het geluid van een instrument in het project ordenen en regelen.
transponeren, transponering De toonhoogte van een segment, spoor of project wijzigen. U kunt segmenten in een spoor transponeren met de schuifknop voor de toonhoogte in de editor. Met de automatiseringscurve voor de mastertoonhoogte kunt u een geheel project of een deel van een project transponeren.
stemmen, stemapparaat Een gitaar wordt gestemd door aan de stemschroeven op de kop te draaien totdat de toonhoogte van een referentietoon is bereikt (gebaseerd op A = 440 Hz). GarageBand biedt een stemapparaat waarmee u uw gitaar op het scherm kunt stemmen terwijl u aan een project werkt of een les volgt.
aanslag Een maat die aangeeft hoe hard u op de toetsen drukt wanneer u op een USB-keyboard (of MIDI-keyboard) speelt. Noten van software-instrumenten die met een hardere aanslag worden gespeeld, klinken anders dan noten die met een zachtere aanslag worden gespeeld.
volume De waargenomen sterkte van een geluid, gemeten in decibellen. In GarageBand regelt u het algehele volume van een project met de schuifknop voor het mastervolume. Het volume van een afzonderlijk spoor regelt u met de volumeschuifknop in elk spoorlabel.