Werken met het masterspoor

Ieder GarageBand-project bevat een masterspoor. Wanneer u het masterspoor weergeeft, verschijnt het onder het laatste spoor in het sporengebied.

U kunt het algemene afspeelvolume van een project regelen met de volumeschuifknop in de regelbalk of in het masterspoor. Beide schuifknoppen fungeren als mastervolumeregelaar voor het algemene project.

Over het algemeen moet het uitvoervolume hoog genoeg zijn om achtergrondruis te elimineren, maar niet zo hoog dat er oversturing optreedt. De oversturingsindicatoren van de niveaumeter voor het mastervolume geven aan of er oversturing optreedt.

U kunt het einde van een project eenvoudig laten uitfaden, zodat het geluid gelijkmatig zachter wordt totdat het volledig stil is. Bij het uitfaden worden vier volumepunten aan het masterspoor van het project toegevoegd. Het eerste volumepunt staat tien seconden vóór het einde van het laatste segment van het project; het tweede punt staat zeven seconden vóór het einde; het derde punt staat vier seconden vóór het einde; en het laatste volumepunt staat helemaal aan het einde.

Het masterspoor weergeven

  • Kies 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.

    Afbeelding. Masterspoor in het sporengebied.

    Het masterspoor verschijnt onder het laatste spoor in het sporengebied.

Automatisch uitfaden

  • Kies 'Mix' > 'Fade uit'.

Het gebied voor het uitfaden langer of korter maken

  1. Kies 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.

  2. Kies 'Volume' uit het menu in het label van het masterspoor.

  3. Verplaats de volumepunten aan het einde van de automatiseringscurve voor het mastervolume om de lengte van het gebied voor het uitfaden aan te passen.

Handmatig in- of uitfaden

  1. Kies 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.

  2. Kies 'Volume' uit het menu in het label van het masterspoor.

  3. Als u wilt infaden, voegt u volumepunten toe aan het begin van de volumecurve. Als u wilt uitfaden, voegt u volumepunten toe aan het einde van de volumecurve.

  4. Verplaats de volumepunten om de lengte en diepte (intensiteit) van het infade- of uitfadegebied aan te passen.

U kunt andere volumewijzigingen aan het masterspoor toevoegen en hiermee andere functies regelen, zoals mastereffectinstellingen. Meer informatie over het automatiseren van spoorparameters vindt u in Automatiseringscurves van sporen weergeven en Automatiseringspunten toevoegen en aanpassen.