Effectplugins toevoegen en wijzigen
Met behulp van effecten kunt u de klank van uw muziek op verschillende manieren aanpassen en verbeteren. Veel bekende klanken in de popmuziek zijn met behulp van effecten gecreëerd.
In een GarageBand-project zijn er voor elke patch maximaal vier ingebouwde effectplugins. U kunt effectplugins aan een patch toevoegen, effectplugins in- of uitschakelen, de volgorde van effectplugins wijzigen en effectplugins verwijderen in het infovenster voor Smart Controls. U kunt de effectinstellingen ook wijzigen door het pluginvenster voor het effect te openen.
Typen effecten
GarageBand biedt verschillende effectplugins van studiokwaliteit die u in uw projecten kunt gebruiken:
Compressor: Met een compressor wordt het volume van de patch aangepast om plotselinge niveauwijzigingen te nivelleren. Compressors kunnen ervoor zorgen dat een spoor of een heel nummer pittiger en zuiverder klinkt en de muziek beter klinkt wanneer die wordt afgespeeld op audioapparatuur met een beperkt dynamisch bereik.
Vertraging: Met een vertragingseffect wordt een geluid herhaald als in een echo. Hiermee kunt u een geluid iets ruimtelijker laten klinken of de indruk wekken dat een stem of instrument zich in een grote ruimte, in een grot of in het heelal bevindt.
Vervorming: Vervormingseffecten, zoals versterkersimulatie en overdrive, veranderen de klank van het originele geluid om analoge of digitale vervorming te creëren.
EQ: EQ (een afkorting van equalizing) is een krachtig en veelzijdig effect waarmee u het niveau van specifieke frequenties van een geluid kunt wijzigen. Met behulp van EQ kunt u zowel subtiele als ingrijpende veranderingen in uw projecten aanbrengen. EQ is waarschijnlijk het meest gebruikte effect in de popmuziek. GarageBand-patches omvatten een EQ-effect waarmee u verschillende frequentiebanden kunt weergeven en bewerken.
Modulatie: Voorbeelden van modulatie-effecten zijn chorus, flangers en phasers. Net als bij vertragingseffecten wordt het geluid herhaald, maar daarnaast wordt ook de toonsoort van het herhaalde signaal gewijzigd (gemoduleerd). Ook kan de stemming van het signaal ten opzichte van het origineel worden veranderd.
Noise Gate: Een noise gate vermindert ruis door het geluid onder een bepaald minimumniveau af te kappen. Dit effect wordt vaak als eerste in een reeks effecten toegepast en wordt in audiosporen opgenomen om de invoerruis te verminderen.
Galm: Galm simuleert de natuurlijke reflecties van een geluid in een omringende ruimte. Hiermee kunt u stemmen en instrumenten duidelijker laten uitkomen en meer presence geven, een geluid een ruimtelijke sfeer geven of andere ruimten en akoestische omgevingen simuleren.
Overige: GarageBand biedt nog meer effecttypen, zoals versterkermodellen, filters, effecten voor toonhoogteverandering en andere speciale effecten.
Effecten in het masterspoor
Het masterspoor bevat effecten waarmee u de klank van het algemene project kunt bepalen. In het masterspoor kunt u effecten op dezelfde manier toevoegen, wijzigen, anders rangschikken en verwijderen als in andere sporen. Als u de effecten in het masterspoor wilt weergeven, klikt u op de knop 'Master' in de menubalk 'Smart Controls' en klikt u vervolgens op de infoknop .
Het masterspoor omvat de effecten 'Masterecho' en 'Mastergalm'. U kunt de instellingen voor masterecho en mastergalm in het tabblad 'Effecten' wijzigen als het masterspoor is geselecteerd. Voor elk audiospoor en voor elk spoor voor software-instrumenten zijn de schuifknoppen 'Masterecho' en 'Mastergalm' beschikbaar. Hiermee kunt u de sterkte van de masterecho en de mastergalm aanpassen die in het spoor wordt gebruikt.
Het infovenster voor Smart Controls openen
Klik op de Infoknop in de menubalk 'Smart Controls'.
Een effectplugin toevoegen
Open het infovenster voor Smart Controls.
-
Klik in het plugingebied op een lege sleuf voor een plugin, kies een effectcategorie en kies vervolgens een plugin uit het submenu.
Het pluginvenster met regelaars voor de plugin wordt geopend.
Een andere plugin kiezen
Open het infovenster voor Smart Controls.
Klik rechts van een sleuf voor een plugin, kies een categorie en kies vervolgens een nieuwe plugin uit het submenu. De nieuwe plugin vervangt de eerder geselecteerde plugin.
Een plugin uitschakelen
Open het infovenster voor Smart Controls.
-
Plaats de aanwijzer op de sleuf voor een plugin en klik op de aan/uit-knop links van de sleuf.
Klik nogmaals op de aan/uit-knop om de plugin weer in te schakelen.
Effectplugins anders rangschikken
Open het infovenster voor Smart Controls.
Sleep plugins vanuit het midden omhoog of omlaag.
Door plugins anders te rangschikken, kunt u het geluid van een patch veranderen. De volgorde van plugins is belangrijk, omdat de uitvoer van elke plugin als invoer voor de plugin daaronder wordt gebruikt.
Een effectplugin verwijderen
Open het infovenster voor Smart Controls.
Klik rechts van een sleuf voor een plugin en kies 'Geen plugin' uit het venstermenu.
Instellingen van plugins wijzigen
Open het infovenster voor Smart Controls.
Klik op het centrale gedeelte van een sleuf voor een plugin om het pluginvenster te openen.
Sleep in het pluginvenster schuifknoppen, verplaats regelpunten en stel andere regelaars in om de waarden van de effectinstellingen te wijzigen.
De noise gate voor een audiospoor gebruiken
De noise gate in- of uitschakelen: Schakel het aankruisvak 'Noise Gate' in of uit.
De gevoeligheid van de noise gate aanpassen: Sleep de schuifknop 'Noise Gate' naar links of naar rechts.
De instelling van de masterecho of mastergalm wijzigen
Klik op de knop 'Wijzig' in het onderste gedeelte van het plugingebied.
-
Kies 'Echo' of 'Galm' uit het bovenste venstermenu.
Kies een instelling voor de masterecho of de mastergalm uit het onderste venstermenu.
Klik wanneer u klaar bent op 'Terug naar spoor' om terug te gaan naar het spoor waarin u werkte.
U kunt ook plugins voor audio-eenheden in uw GarageBand-projecten gebruiken om nieuwe geluiden en effecten toe te voegen. Zie Werken met plugins voor audio-eenheden in GarageBand voor meer informatie.